Paul van den Boogaard (Kamerik) :

1e nationaal Sint-Vincent Nederland

Ooit was Sint-Vincent-de-Tyrosse de populairste nationale marathonvlucht in Nederland met meer dan 50.000 duiven. In die periode maakte Sint-Vincent deel uit van een drieluik samen met Dax en Bergerac. Ondertussen worden er wekelijks fond- of marathonvluchten ingericht, doch Sint-Vincent kreeg dit jaar toch nog 11.617 duiven op vrijdag 11 juni om 11:30 aan de start. Winnaar van deze klassieker werd Paul van den Boogaard uit het Utrechtse Kamerik. Zijn driejarige duivin werd om 12:02 voor 1047 km geklokt en liet een snelheid van 960,01 m/min. uitrekenen. Hiermee behaalde ze de nationale overwinning met ongeveer 40 minuten voorsprong. Zilver ging naar Gerrit Keesmaat uit het Zuid-Hollandse Krimpen aan den IJssel (925,48 m/min.) en brons naar G. van den Doel uit het Noord-Brabantse Heijningen (920,74 m/min.). Het nationale concours stond ongeveer 6,5 uur open.

Twee stamkoppels

De tweelingbroer van Paul van den Boogaard had voor het verrichten van een karwei vier late jongen gekregen, maar vermits hij liever kanaries kweekte, waren de jonge duiven voor Paul. Nadien speelde Paul overigens nog samen met zijn broer Gerard. Paul: “Wij waren van jongs af onder de indruk van vogels. Ik speelde steeds “programma”, maar toen ik in ’83 trouwde, vond ik het programmaspel een te grote belasting voor het gezin en koos ik van naar de fond over te stappen. Zo nam ik eind der jaren ’80 deel aan de vluchten richting Duitsland met als losplaatsen Hof, Helmstedt en München (700 km). Ik merkte dat het me goed afging duiven op die vluchten voor te bereiden. Ik was op een andere wijze met duiven bezig, dit in tegenstelling tot het wekelijks aan wedvluchten deel te nemen. Ik vind de specifieke voorbereiding van één vlucht leuk. Daarom ging ik ook deelnemen aan Bergerac en Sint-Vincent, maar daarvoor had ik niet de gepaste duiven. Daarom maakte ik in ‘91 een afspraak met Bert Nijssen (Noorderwijk) om eens naar zijn duiven te gaan kijken. Vermits ik een persoon ben die nergens naar vraagt, bleef het daar bij. In de zomer belde Bert echter met de vraag of ik jongen wou hebben. Zo haalde ik er 20 geringde en ongeringde jongen van zijn Sint-Vincent-ploeg. Dat waren overwegend duiven van de van Wanroy-soort, maar ook met van der Wegen-bloed via Frans van Peperstraten. Op die Sint-Vincent won Bert Nijssen de 4e nationaal van 24.498 duiven en ik had er een zoon van met ring 2282544/91. Dit werd de doffer van mijn stamkoppel 2. Ik kweekte uit deze doffer aanvankelijk geen jongen naar mijn zin.

In ’92 won Jaap van de Kamp uit Woerden de 75e internat. Barcelona tegen 27.068 duiven en ik kreeg er in het najaar een duivin uit, die ik “Vlier-Barcje”, 1267956/92, noemde en die de duivin van stamkoppel 2 werd. Een zoon van dit koppel was “Brutus”.

Hij won in 2003 bij bloedheet weer de 1e nationaal sector 2 van Montauban tegen 9.229 duiven. Van Jaap van de Kamp kreeg ik ook mijn stamkoppel 1. Van die Barcelona van 1992 had Jaap 4 duiven mee en won hij 3 prijzen. De twee andere prijsvliegers waren de “65”, 1390265/89 (2502e internat.), en het “Marientje”, 1911486/88 (1751e internat.). “Vlier-Barcje” was voor de helft verwant aan stamkoppel 1 en daardoor kon ik de kinderen van beide stamkoppels samen paren. Uit de combinatie van de stamkoppels, kweekte ik veel kopvliegers. Van stamkoppel 2 deden overigens alle kinderen het goed op de vluchten.

In die periode had Dick van Dam uit Zegveld de soort van Wim Muller via Eijerkamp en met deze duiven pakte hij kopduiven bij storend en broeierig weer. Daarom wou ik ze in mijn stam inbrengen. Hij had zijn roodkoppel en ik kreeg één jong uit vader x dochter en één jong uit moeder x zoon. Ik zette die twee samen en kweekte er twee duivinnen van, namelijk de “112” en de “113”. Uit de “112” gekoppeld aan de “Knokker”, uit zoon stamkoppel 2 x dochter stamkoppel 1, kweekte ik “Misty”, 1641652/02. Zij werd 1e nationale as-duif meerdaagse fond N.P.O. in 2004 met volgende prijzen: 4/12.125 d. Bergerac, 7/5.909 d. Sint-Vincent en 33/8.854 d. Bordeaux. Ik hield “Misty” voor de kweek en ik ben blij dat ik dat gedaan heb. Haar kinderen vlogen weliswaar niet zo goed, maar haar kleinkinderen des te meer. Haar beste kleinkind is de “Rainbow Lady”, 1686598/10, met een 10 op 10, overwegend kopprijzen.

Een andere succesvolle inbreng was de “Gouden Verouden”, 1095567/06, die ik kocht op de totale verkoop van Dirk Verouden. Hij werd onder andere vader van de “Super Perpignan”, 1686589/10, met volgende kopprijzen: 9/5.616 d. nat. Perpignan, 12/3.294 d. nat. Sint-Vincent, 20/3.020 d. nat. Pau enz. Daarnaast was er af en toe inbreng door samenkweek zoals met “Toon” van Verweij-De Haan en met “Vino” van de combinatie Baas-Berg uit De Kwakel.”

Paul kijkt naar het “verschil”

Paul beschikt over 24 kweekkoppels en 40 vliegkoppels. Verleden jaar kweekte hij 100 jonge duiven, maar dat vond hij een beetje te veel, zodat hij er dit jaar 70 heeft. De kwekers worden normaal begin maart gekoppeld, waarvan er twee ronden worden aangehouden. Bij het koppelen kijkt Paul naar het “verschil”. Een duif die een eigenschap extra heeft, wordt gekoppeld met een duif die die eigenschap mist. Zo koppelt hij bijvoorbeeld een kweek- met een vliegoog. Twee duiven met witte ogen worden niet gekoppeld, zelfs al dient gezegd dat men witte ogen niet veel onder fondduiven vindt. Voor de rest probeert hij het koppel zo compleet mogelijk te maken.

Paul: “Kweken is een kunst in zoverre dat je een zekere dosis feeling dient te hebben. Het is moeilijk uit te leggen, maar ik denk wel dat ik dit aangeboren heb. Ik heb ook nooit snellere duiven zoals bijvoorbeeld dagfondduiven in mijn stam gebracht. Wel kijk ik naar duiven die snel zijn op de verre afstand. Een duif die van een snelle marathonvlucht vroeg vliegt, heeft genoeg snelheid in zich en kan zich goed oriënteren. Zo’n duif past wel in mijn plaatje, maar niet dagfondduiven. Bij zo’n duiven is het motortje op na 800 km. Ze doen het niet van 1000 km. Ik feite wil ik een eigen stammetje hebben, waarvan de duiven komen als de vluchten moeilijk gaan. In de toekomst gaan we immers meer vluchten hebben met extreem weer. “

Nieuwe aanpak

Dit jaar speelde Paul voor het eerst enkel op nest. Verleden jaar kwam hij ook nog met weduwnaars uit, maar beide methodes samen maakten alles voor hem te bewerkelijk. De vliegers werden half april gekoppeld, waarbij ze ongeveer vier weken op eieren zaten en dus overbroedden. Daarna zaten ze 3 à 4 weken op weduwschap. Van 17 april tot 23 mei namen ze deel aan invliegvluchten met als afsluiter Salbris (580 km). Daarna koppelde Paul om Sint-Vincent op eieren van tien dagen te spelen. Paul: “Tot verleden jaar speelde ik drie vluchten op telkens tien dagen broeden. Ik kwam er echter achter dat duiven zich niet zo gemakkelijk laten “foppen”. “Misty” werd weliswaar nationale as-duif marathon op driemaal tien dagen broeden, maar door omstandigheden had ze toen wel driemaal een andere partner. Nu laat ik ze doen en speel de duiven die goed zitten, hierbij ben ik ook tevreden met twee vluchten per duif. Wat ik nu wel doe is het kweekproces vertragen. Zo laat ik ze 24 dagen broeden alvorens ze een jong te stoten zodat ze op een jong van 5 à 6 dagen worden ingemand. Daarna probeer ik het jong nog eens te verkleinen. Zo kan ik bijvoorbeeld de derde vlucht spelen op een groot jong en tien dagen broeden…” De duivers trainen ’s morgens om 7 uur, terwijl de duivinnen vanaf 16 uur vliegen. De koppels die noch eieren noch jongen in de schotel hebben, vliegen tweemaal daags. Af en toe wordt de vlag gehanteerd zodat ze op zijn minst een goed half uur trainen. Tussen twee marathonvluchten doen ze een vlucht van de snelheid of halve fond. De jaarlingen gaan weliswaar naar de dagfond. Als de jaarlingen van hun eerste fondvlucht prijs vliegen, hebben ze hun bak verdiend. De andere krijgen nog een kans op Bergerac, waarvan ze liefst prijs winnen, alhoewel ook gekeken wordt naar de frisheid bij thuiskomst. Als ultieme voorbereiding op een marathonvlucht gaat Paul ze op donderdag op 70 km lossen, daarna gaan ze op zondag en maandag dagen telkens naar 17 km.

Voeding en medisch

Bij thuiskomst voedert Paul dieet en mineralen, doch na 3 à 4 uur geeft hij al zwaarder eten en krijgen zijn vliegers een mix van zes sportmengelingen door elkaar. De laatste zes dagen voor de inkorving voedert hij een energierijke mengeling in de nestbak bij. Om het werk overzichtelijk te maken worden de nestbakken van deze duiven volledig open gezet, terwijl ze zich anders kunnen verschuilen achter een half afgeschermde nestbak. Dit geeft een plus kwestie motivatie. De laatste 3 à 4 dagen wordt een puntje van een lepel gemalen pinda’s in de nestbak gegeven. De overschot van de potjes wordt in de gezamenlijke voederbak gegeven, dit met de bedoeling de eetlust te bevorderen. Van zodra de duiven ingekorfd zijn, wordt het voeder van de andere duiven teruggenomen. Ze krijgen dan 50% van een eiwitarme mengeling naast de mix van zes sportmengelingen. Paul is dan ook zuinig met voederen. Qua bijproducten is Paul aanhanger van de eenvoud. Zijn aandacht spitst zich toe op mineralen: grit met anijs, maagkiezel, piksteen, een emmer “allerlei”… Een mix van deze mineralen gaat dagelijks in de gezamenlijke voederbak, en in de nestbak van zodra er jongen liggen. Op medisch vlak werden de duiven tijdens het broeden eind april zes dagen met B.S. van Belgica-de Weerd tegen trichomonen behandeld. Toen de duiven twee weken voor Salbris drie nachten mand hadden, kregen ze bij thuiskomst één dag B.S. Na Salbris (van 23 mei) werden ze 3 dagen met B.S. gekuurd en aansluitend 3 dagen met Orni Special. Deze kuur werd eveneens in voorbereiding van Barcelona gegeven. Na afloop van deze kuur voor de luchtwegen wordt er drie dagen het plantenextract Forte Vita van Travipharma gegeven. Na iedere vlucht krijgen de duiven bij thuiskomst één dag Turbo Disinfect van dezelfde firma. Eind juni werden de hokken uitgerookt – met duiven er op – met Fumisan Smoke van Giantel. Paul doet dit tijdens een week met geen wedvlucht het komend weekend. Er wordt voor het sportseizoen verplicht tegen paramyxo ingeënt en enkel de jonge duiven worden tegen pokken gevaccineerd. De laatste twee jaar combineerde Paul beide vaccins in één spuit en dat blijkt te bevallen.

“Sun Attack” won op eitjes

De nationale winnares Sint-Vincent, “Sun Attack”, 1132504/2018, vloog als laatste voorbereiding Salbris (580 km). Deze wedvlucht werd één dag uitgesteld en kreeg de vrijheid op zondag 23 mei met inkorving op donderdag. Vermits Paul haar op tien dagen broeden voor Sint-Vincent wou inkorven, werd ze op dinsdag, dus twee dagen voor de inkorving van Salbris, gekoppeld. Om deze stand te bewerkstellingen stootte Paul haar op 29 mei een eitje en twee dagen later nog één, waarop ze ging broeden. Bij het stoten van eieren, is het overigens vaak de duiver die eerst op de eieren gaat zitten. Dit belette echter niet dat ze op 2 juni zelf legde en twee dagen later haar tweede ei. Op donderdag werden de duiven één per één te Standdaarbuiten (65 km) – iets korter omwille van een lekke autoband – gelost. Sommige duiven doen daar uren over, doch “Sun Attack” was op tijd. Op zondag en maandag werden ze opnieuw één per één gelost en dit te Nieuwerkerk aan den IJssel (17 km). Het is belangrijk dat ze het dan gemakkelijk hebben. Paul: “Ik noteer de tijden die ze erover doen en vaak houd ik hiermee rekening bij het uitkiezen van de getekenden. Op zondag vond ik dat ze er mooier konden uitzien. Daarom ben ik er op maandag extra mee bezig geweest kwestie opvoederen. Op de dag van inkorving – dinsdag – ben ik vanaf half tien gaan fietsen. Dat ben je weg van de duiven, het neemt de spanning weg. Toen ik ze ’s avonds pakte, was ik er tevreden over. Op zaterdag hing er een zware storing aan de Frans-Belgische grens. Ik vond het positief dat de eerste duif in Zeeland viel. Iets voor twaalf ben ik even op de laptop gaan kijken. Er waren zes duiven gemeld. Iets over twaalf zag ik “Sun Attack” toekomen, ze zat een beetje aan de oostkant. Ze streek neer op de klep van het jonge duivenhok, waarna ik ze om joeg naar haar hok waar ze dra werd geconstateerd.”

Als jaarling vloog “Sun Attack” twee mooie prijzen, namelijk 479e/15.362 d. uit Blois (560 km) en 118e/4.856 d. Bergerac. Als tweejarige ging ze daarom als eerste getekende de mand in voor Sint-Vincent, waarvan ze na 10 dagen en na een roofvogelaanval terugkeerde. En zoals bekend, bewees ze dit jaar dat ze Sint-Vincent (1047 km) wel succesvol kon afronden en dit met voorsprong!

Tot zover het verhaal van Paul van den Boogaard die de grote Nederlandse klassieker uit Sint-Vincent-de-Tyrosse won. Proficiat!

Patrick Philippens

Bron:
Uit “Duifke Lacht”
Uitgegeven door:
Descheemaecker Pigeon Center
Sint-Antonius-Zoersel (België)